Arnoud Holleman

Amsterdam — maandag 14 oktober, 2024
nl / en

Gemeenplaatsen

De Gids


kunstenaarsbijdrage, 2018
tekst onder afbeelding


Elk kunstenaarschap wemelt van de gemeenplaatsen. Repeterende anekdotes, topoi, die alle biografieën hetzelfde geraamte geven. Kunstenaars - vul zelf de namen maar in - moeten altijd vechten om erkenning. Ze woekeren met ziel en/of intellect om de allernieuwste werelden zichtbaar te maken. Ze bouwen naast een oeuvre ook aan een geloofskring, waarin discipelen als verbaasde omstanders getuigen van virtuoos vakmanschap. De gave openbaart zich vaak al op jonge leeftijd, want écht talent onttrekt zich aan scholing. Kunst gaat vóór kroost en verslaat de dood. Anderen de grote continuïeit laten ervaren door er zelf uit los te breken - dat is de mythisch geladen eed waarmee elke kunstenaar zijn of haar leven offert aan de kunst. Ook wanneer het talent ontoereikend is, want velen geroepen enkelen uitverkoren.

Eind jaren zestig had ik een fotocamera, wat toen vrij uitzonderlijk was voor een vijfjarige. Met één rolletje kon je tien foto's maken en ik koos mijn momenten zorgvuldig. Opa. Oma. Jumbojet bij een bezoekje aan Schiphol. Als ik met mijn moeder de negatieven na dagen van gespannen afwachten bij de dorpsfotograaf kon ophalen, was doorgaans het merendeel teveel bewogen om af te drukken.

Uiteindelijk zijn er ongeveer 15 foto's bewaard gebleven. De onbevangen blik op kindhoogte zag ik lange tijd als overtuigend bewijs dat mijn kunstenaarschap er al vroeg in zat. En hoe vaker verteld, hoe sterker de anekdote. Het jeugdige fotograferen raakte steeds verder losgeweekt uit het leven waarin het had plaatsgevonden.

Toeval heeft de zelfmythologisering onderuitgehaald. Mijn moeder was drastisch aan het opruimen ("voor als ik er niet meer ben") en vroeg me door de oude dia's heen te gaan ("het zijn er gewoon teveel, papa fotografeerde meer landschappen dan mensen en die beklijven niet. Een selectie is beter") Ik gaf haar geen ongelijk. Steekproefgewijs controleerde ik de inhoud van zo'n twintig sleetjes dia's - allemaal anonieme vergezichten - en stond op het punt ze weg te gooien, toen ik de dia die alles veranderen zou tegen het licht hield.

Een vergeten setting: het moment dat tante Greet voor mij poseert. Moeder steunt me in de rug, kijkt mee met wat ik zie. Sinds ze dood is voel ik haar achter me staan, precies zo over me heen gebogen. Niet één klikkende camera, maar twee. Vader heeft mijn moment van fotograferen met zijn camera vastgelegd. Op de ene foto zie je hoe een kind door de zoeker buiten zijn milieu kijkt, klaar om sociaal te stijgen naar kringen van artistieke adel. Op de andere foto zie je datzelfde kind centraal in de belangstelling staan, op klompen, geworteld in familie - in het landschap van mijn latere heimwee.
Ik ben gezien, maar zag het niet.

Van de vele gemeenplaatsen is openbaring van het talent op jonge leeftijd me lief omdat ik er mijn eigen kunstenaarschap reëel mee kan houden, met dank aan mijn vader. Tegelijk moet ik erkennen dat de rol van het toeval in het leven van elke kunstenaar een gemeenplaats van jewelste is.